Art Review
Sofie Crabbé
Maar is het kunst? Zelfverklaard ‘schilderijenmaker’ Denis De Gloire zingt zich van deze gewichte vraag los. Zijn expressieve doeken en sculpturen getuigen van een verworven spontaneïteit en vrijheid die hij zichzelf heeft aangeleerd door het bestuderen van de kunsthistorische traditie van de schilderkunst. ‘Ik ben geen kunstenaar. Ik maak schilderijen,’ vat hij zichzelf lapidair samen.
Denis De Gloire groeide op tussen de verfpotten. Zijn ouders hadden een schilderswinkel en zijn vader verdiende de kost als huisschilder. In zijn biografie tekent zich duidelijk een patroon af. Zijn onweerstaanbare neiging naar fysiek en sociaal contact valt meteen op. Van een jarenlange carrière als verwoed boxing manager/promotor tot een leven als cafébaas, en nu, sinds anderhalf decennium, ook als 'schilderijen maker'. De arena verschuift zich. De boksring is de kroeg geworden, en de kroeg het atelier. Maar de basso continuo blijft dezelfde, Denis De Gloire zoekt telkens het echte leven op, doordrongen van joie de vivre, van energie en vreugde, vitalisme en bevrijding. Hij mag zichzelf dan misschien geen ‘kunstenaar’ noemen, for what it’s worth, een levenskunstenaar is hij met verve. Een Bourgondiër, immer genereus en positief.
Wanneer onze ogen glijden over zijn schilderijen en sculpturen, merken we duidelijk invloeden uit diverse registers, van het nouveau réalisme en de Pop Art tot de geometrische abstractie, het minimalisme en de color field painting. In het oog springen meteen zijn drip paintings, een knipoog naar de ritmische, vibrerende schilderijen van zijn illustere voorganger Jackson Pollock. Alsof hij een verbond met de Amerikaanse abstract-expressionist sloot en meer concreet met zijn gevecht met de materie en zijn ogenschijnlijk willekeurige lichamelijke gestes. Denis De Gloire maakt hier geen geheim van, zijn werk is schatplichtig aan de action painting van deze ‘cowboy-artiest’ uit de Midwest. Sterker nog, hij ziet zijn schilderijen als een nederige poging/zoektocht naar de mogelijkheden hoe het werk van Pollock er zou kunnen uitgezien hebben indien hij zich niet op 44-jarige leeftijd te pletter reed. Maar de verschillen zijn ook legio: zo is De Gloires’ werk meer een crescendo van - doorgaans vrolijke - kleuren en prepareert hij zijn doeken met een presente grondlaag, alvorens er als een soort danser zijn dynamische toetsen en accenten op aan te brengen. In De Gloire schuilt ook geen zelfdestructie - iets waar Pollock net wél alles over wist. Het lijkt of de geest van Miles Davis of Herbie Hancock in De Gloire’s atelier waait. Koortsige jazz, kolkend, draaiend en funky. Ongrijpbaar, onorthodox en explosief. Zijn werk leest als een soort polyfonie voor meerdere stemmen. Het brengt hem in een soort trance-achtige trip waarmee hij de taal van de schilderkunst oprekt en uit het onbevangene schoonheid puurt, vol liefde voor het vak.